Rechtbank Amsterdam: Urgentieverklaring toegekend aan ernstig zieke COVID-19-patiënt

In een uitspraak van 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2024:155) geoordeeld dat de gemeente Amsterdam onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar een ernstig zieke COVID-19-patiënt, die recht had op een urgentieverklaring. De zaak betrof een man die na een gecompliceerde COVID-19-infectie ernstige gezondheidsproblemen ondervond, waaronder meerdere darmoperaties en een verhoogd risico op infecties. Zijn medische situatie vereiste een schone en hygiënische leefomgeving, wat in de noodopvang met gedeelde faciliteiten niet gewaarborgd kon worden.

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag voor een urgentieverklaring afgewezen, stellende dat er geen acute noodsituatie was aangetoond. De rechtbank oordeelde echter dat de overgelegde medische documenten voldoende aannemelijk maakten dat er sprake was van een acute noodsituatie. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van het college lag om in het kader van de hardheidsclausule nader medisch onderzoek te laten verrichten om een zorgvuldige afweging te kunnen maken. Het besluit werd onzorgvuldig bevonden en vernietigd, met de opdracht aan het college om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Deze uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische omstandigheden bij aanvragen voor urgentieverklaringen en benadrukt de verantwoordelijkheid van gemeenten om in dergelijke gevallen grondig onderzoek te verrichten.

Thomas Vetter