Op grond van dit beleid kunnen bijstandsgerechtigden die geen OGGZ-indicatie hebben (aan een psychiatrische aandoening lijden) en die van de (hoofd)bewoner van hun adres van hoofdverblijf geen toestemming krijgen om zich op dit adres in te schrijven, geen aanspraak meer maken op bijstand. Volgens de gemeente valt deze groep aanvragers om bijstand niet langer onder de “doelgroep Werk Participatie en Inkomen”. Dit beleid is volgens ons in strijd met de Participatiewet.
De ervaring leert bovendien dat onderzoek dat door medewerkers van de afdeling handhaving van Amsterdam pleegt te worden verricht naar het recht op bijstand voor bijstandsaanvragers met een adresprobleem, veeleer gericht lijkt te zijn op het vinden van omstandigheden om een aanvraag om bijstand af te wijzen, dan dat daadwerkelijk wordt onderzocht of dit recht kan worden vastgesteld. De gemeente Amsterdam pleegt het risico van onduidelijkheden ten aanzien van verblijfslocaties al snel met een beroep op rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep bij de aanvrager om bijstand te leggen. Dit klemt omdat het voor deze groep over het algemeen moeilijk is om aan te geven waar zij de komende periode zullen verblijven. Bovendien zijn de burgers in Nederland die wel over een vast adres beschikken steeds minder snel bereid om anderen onderdak te verlenen en toestemming te geven om zich op het betreffende adres in te schrijven. Daar komt bij dat ambtenaren van de gemeente over het algemeen geen duidelijke op de situatie toegesneden afspraken maken over de wijze van verificatie van de verblijfssituatie, waardoor het bij de verifificatie van de verblijfslocaties nogal eens fout gaat. Een ander opvallend probleem dat speelt is dat bijstandsaanvragers die aangeven niet over een vast adres te kunnen beschikken, steevast een “aanvraag bijzondere doelgroepen” krijgen uitgereikt. Als vervolgens in de periode van aanvraag wordt vastgesteld dat zij het merendeel van de week op één adres verblijven, wordt hun aanvraag afgewezen met het argument dat zij hun aanvraag niet kunnen “omzetten”.
Door het recht op bijstand afhankelijk te stellen van de vervulde voorwaarde dat het feitelijk woonadres van een belanghebbende overeenstemt met het adres dat is opgenomen in de Basisregistratie Personen, hanteert het college een criterium dat voorbijgaat aan en verder strekt dan het feitelijk woonplaatsbegrip als bedoeld in artikel 40 lid 1 van de Participatiewet (voorheen artikel 40 lid 1 WWB). De Centrale Raad van Beroep heeft dit met zoveel woorden overwogen in een uitspraak van 16 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1021.
Daarnaast zijn wij van oordeel dat een aanvraag om bijstand niet behoort te mogen afgewezen met het argument van het hebben van een vast adres als ook op dit adres een recht op bijstand zou kunnen worden vastgesteld. De feitelijke situatie behoort doorslaggevend te zijn!
De bijstand blijft een vangnet dat juist bedoeld is voor de meest kwetsbaren in de samenleving. De huidige uitvoeringspraktijk bij de gemeente Amsterdam leidt ertoe dat het deze kwestbare groep bijstandsgerechtigden vrijwel onmogelijk wordt gemaakt om bijstand te verkrijgen.
We staan een aantal bijstandsgerechtigden met een adresprobleem bij in procedures waarbij hun aanvraag om bijstand vanwege hun adresprobleem is afgewezen. We hopen dat de rechtbank de huidige uitvoeringspraktijk zal afwijzen. Indien dit niet lukt zal de Centrale Raad zich hierover moeten uitspreken.
Tussentijds laat de politiek deze bijstandsgerechtigden in de kou staan!
Noot. Het beleid van de gemeente is inmiddels aangepast. Dit beleid biedt in ieder geval een tijdelijke oplossing voor het adresprobleem. Dit neemt niet weg dat er legio problemen zijn en blijven op het gebied van contrôle van adreslozen. De nieuwe tekst luidt als volgt.
"Het ontbreken van een inschrijving is geen grond voor afwijzing of buiten behandeling stelling als de oorzaak van het niet ingeschreven staan niet aan de klant te wijten is. De gemeente mag bijstand verlenen als duidelijk is wat de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is. Ook als de aanvrager daar niet is ingeschreven.
In dit soort gevallen moet de feitelijke woonsituatie worden vastgesteld via een controle van de woonsituatie (bijvoorbeeld huisbezoek). Als uit dat onderzoek blijkt dat iemand verblijft op het adres waar hij heeft aangegeven te verblijven, dan moet de uitkering worden toegekend (indien hij aan de overige voorwaarden voor bijstand voldoet). Een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) of een briefadres is daarvoor niet noodzakelijk."
De aanvrager moet echter wel binnen een redelijke termijn, thans gesteld op een periode van 1 maand, de inschrijving in de BRP in orde maken." Doet de betrokkene dit niet dan volgt opschorting en vervolgens intrekking van het recht op uitkering. De kern van het probleem is daarmee nog steeds niet opgelost.