Met het project WerkLoont heeft de gemeente Rotterdam in de afgelopen drieënhalf 12.000 bijstandsgerechtigden aan een baan geholpen (bron: Volkskrant d.d. 21 juni 2017). Een succesverhaal. Of niet? Uit onderzoek van de Erasmus Universiteit in Rotterdam blijkt dat het succes relatief is: in het eerste jaar is het effect positief, maar in het tweede en het derde jaar worden de verschillen met bijstandsgerechtigden die op eigen kracht uit de bijstand komen snel kleiner. Na drie jaar zijn de verschillen tussen beide groepen bijstandsgerechtigden minimaal. Wat betekent dat voor de strenge aanpak waarop de gemeente Rotterdam zich laat voorstaan?
Het project WerkLoont houdt in dat de bijstandsgerechtigde verplicht gedurende 15 weken 20 uur per week aan de slag moet. Naast een (sollicitatie)training moet hij 8 uur per week werken. Het gaat dan om werk als straatveger of papierprikker. De gemeente spant zich intussen in om voor de bijstandsgerechtigde passende vacatures te vinden. Uit het onderzoek van de Erasmus Universiteit blijkt overigens dat de kandidaten die worden geselecteerd voor het project WerkLoont al gemiddeld kansrijker zijn dan degenen die niet in aanmerking komen voor het project. Zelfs voor deze groep bijstandsgerechtigden is het dus lastig om uit de bijstand te komen en te blijven.
Eerder schreef ik op onze website over verplicht werken in de bijstand (zie nieuwsbericht d.d. 8 mei 2017). Ik wees erop dat niet alle trajecten die gemeenten hun bijstandsgerechtigden ‘aanbieden’ voldoen aan de eisen die wet en de jurisprudentie daaraan stellen. In hoeverre dat mogelijk ook geldt voor het project WerkLoont laat ik nu in het midden. Naar aanleiding van het onderzoek van de Erasmus Universiteit wil ik graag een ander aspect belichten van verplicht werken in de bijstand: wegen de kosten op tegen de baten?
Re-integratietrajecten kosten geld. Veel gemeenten maken gebruik van externe re-integratiebedrijven die bijstandsgerechtigden gedurende langere tijd intensief begeleiden. Bovenop de kosten van de bijstandsuitkering, komen dan de kosten die de re-integratiebedrijven in rekening brengen bij de gemeente. Daarnaast investeren gemeenteambtenaren tijd in deze bijstandsgerechtigden, wat natuurlijk in het kostenplaatje moet worden meegenomen. Als zo’n traject daadwerkelijk tot uitstroom uit de bijstand leidt, dan is die investering lonend. Vaak echter leidt het tot tijdelijke uitstroom en valt de uitstromer na verloop van tijd weer terug op de bijstand. Het is nu eenmaal niet zo eenvoudig om op de huidige geflexibiliseerde arbeidsmarkt aan het werk te blijven. Vast werk vinden is meer uitzondering dan regel, en met succes de ene tijdelijke baan aan de andere knopen is ook geen vanzelfsprekendheid.
Bijstandsgerechtigden die verplicht moeten deelnemen aan een traject ervaren dat in veel gevallen als onaangename dwang, zeker als ze in het kader van zo’n traject werk moeten doen dat ze geestdodend vinden. Het welbevinden van deze bijstandsgerechtigden kan onder druk komen te staan. Dit zijn persoonlijke kosten, die op termijn ook maatschappelijke kosten kunnen worden. Bijvoorbeeld als mensen hierdoor ziek worden. Daarnaast zal de motivatie van wie onder dwang aan zijn re-integratie moet werken een stuk minder zijn dan de motivatie van iemand die dit vrijwillig doet. En juist motivatie is een belangrijke kracht op de huidige arbeidsmarkt.
Uit het onderzoek van de Erasmus Universiteit blijkt dat de besparingen in het eerste jaar onvoldoende zijn om de kosten goed te maken, maar dat over drie jaar bekeken er sprake is van een positief rendement. Dat rendement ziet op de uitstroom van de deelnemers aan WerkLoont. Daar tegenover staat de –bijna even grote- uitstroom van bijstandsgerechtigden die dat op eigen kracht hebben gedaan en voor wie geen (of nauwelijks) extra kosten zijn gemaakt. Dat relativeert het rendement van het project WerkLoont. Bovendien blijkt uit het onderzoeksrapport dat motivatie een belangrijke factor is bij de mate waarin deelname aan het WerkLoont succesvol is. Zou een project als WerkLoont daarom niet veel effectiever zijn als het wordt aangeboden als kans in plaats van als verplichting? Ik denk dat investeren in bijstandsgerechtigden die gemotiveerd zijn om aan het werk te gaan op termijn veel meer zal opleveren dan het aan alle bijstandsgerechtigden opleggen van verplichte trajecten. En de maatschappelijke kosten zullen dalen.
Marleen van Geffen