Ingezetene en Wajong

In 2012 kwam een moeder met haar zoon bij ons op kantoor, omdat haar zoon niet in aanmerking werd gebracht voor Wajong. Volgens het UWV was hij op de dag dat hij zeventien werd geen ingezetene van Nederland.


De zoon was bekend met het zogenaamde Cornelia de Lange Syndroom, een genetische aandoening, en heeft om die reden een verstandelijke beperking. Omdat reguliere behandeling in Nederland niet hielp, hebben zijn ouders hem gedurende een tijdsbestek van vijf jaar naar Marokko gestuurd om aldaar op alternatieve wijze behandeld te worden. Toen eenmaal bleek dat behandeling niet het gewenste effect had, hebben zijn ouders, die in Nederland bleven wonen, hem teruggehaald naar Nederland.


De Centrale Raad van Beroep werd de vraag voorgelegd of het UWV met recht de Wajong had afgewezen wegens het ontbreken van ingezetenschap. De Raad oordeelde vervolgens dat het om een bijzondere casus ging. De zoon was vanwege zijn verstandelijke handicap sterk afhankelijk van zijn ouders. Hij was niet in staat om zijn eigen wil te bepalen. Mede vanwege deze afhankelijkheidsrelatie – alsmede enkele andere aspecten waaruit een duurzame band van persoonlijke aard bleek met Nederland – oordeelde de Raad dat de zoon, ondanks zijn jarenlange verblijf in Marokko, ingezetene van Nederland was gebleven. 


Een bijzondere uitspraak, omdat de Raad voor het eerst de afhankelijkheidsrelatie tussen een jonggehandicapte en zijn ouders in de beoordeling betrekt voor wat betreft het antwoord op de vraag of een jonggehandicapte een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland blijft houden.


De uitspraak is te vinden op: ECLI:NL:CRVB:2016:2838


Thomas Vetter