De uitspraken van Fred Teeven in De Groene Amsterdammer (zie het bericht van 22 mei jl. op onze website) hebben geleid tot vragen van de Tweede Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie Stef Blok. De Kamer wilde een reactie op de publicatie en in het verlengde daarvan duidelijkheid over de motivatie voor de bezuinigingen in de gefinancierde rechtsbijstand. Op 30 mei jl. heeft de Minister schriftelijk gereageerd. Brengt zijn reactie de gewenste duidelijkheid?
Over de gewraakte uitspraken is de Minister kort: Teeven betwist de juistheid van de weergave van zijn uitspraken in het bewuste artikel. Daar voegt Blok nog aan toe dat de regering geen verantwoordelijkheid draagt voor deze uitlatingen en dat hij zich niet in de aan Teeven toegeschreven uitlatingen herkent. Een reactie die vragen oproept. Immers, voor welke uitlatingen draagt de regering geen verantwoordelijkheid? Gezien de context mag aangenomen worden dat Blok hier refereert aan de uitlatingen zoals ze zijn gepubliceerd in De Groene. Betekent dit dat de Minister niet uitsluit dat Teeven deze uitlatingen weldegelijk heeft gedaan, ook al bestrijdt laatstgenoemde de juistheid van de weergave ervan?
Wat is de betekenis van Teevens verweer? Teeven ontkent niet dat hij de uitspraken heeft gedaan, maar stelt –in de woorden van Blok- dat de weergave ervan onjuist is. Dat kan betekenen dat de uitspraken uit hun verband zijn gehaald of dat de formulering ervan onjuist is. Blok licht dit niet toe in zijn brief. Xandra Schutte, hoofdredacteur van De Groen, schrijft in haar redactioneel van 25 mei jl. dat de gewraakte uitspraken duidelijk staan weergegeven in het transcript van het interview en dat ze niet uit hun context zijn gelicht. Ook schrijft zij dat Teeven de tekst van de publicatie in De Groene toegestuurd heeft gekregen voor commentaar en dat hij daarop niet heeft gereageerd.
Al met al is er dus alle reden om aan te nemen dat Teeven zijn gewraakte uitspraken weldegelijk heeft gedaan. Wat betekent dat voor de huidige regering? Teeven deed zijn uitspraken op een moment waarop hij geen deel meer uitmaakte van de regering. In zoverre valt te begrijpen dat de regering voor zijn uitspraken geen verantwoordelijkheid neemt. Echter, als de uitspraken voor juist moeten worden gehouden -en daar heeft het alle schijn van want waarom zou Teeven zonder grond dergelijke uitlatingen doen- dan kan de regering zich natuurlijk niet zomaar aan haar verantwoordelijkheid onttrekken. Immers, dan kan niet worden uitgesloten dat niet de noodzaak tot bezuiniging maar andere motieven (de wens om de verdediging van verdachten te frustreren) aanleiding zijn geweest voor de extra bezuiniging van 85 miljoen op de gefinancierde rechtsbijstand.
Minister Blok schrijft dat het realiseren van een strenger strafklimaat op geen enkele wijze een rol heeft gespeeld bij de afwegingen die tot wijzigingen in de gefinancierde rechtsbijstand hebben geleid en ook op generlei wijze bij de beleidsvoorbereiding ter sprake is gekomen. Maar daar zit nu precies het probleem. Het betrof immers een verborgen motief dat door de uitlatingen van Teeven aan de oppervlakte is gekomen. De noodzaak tot bezuiniging vormde de officiële reden voor vergaand ingrijpen in de gefinancierde rechtsbijstand en dat is wat uitgedragen werd in alle stukken hierover. In die stukken lees je natuurlijk niets over eventuele onderliggende –minder rechtstatelijke- motieven.
De brief van Blok geeft uiteindelijk geen antwoord op de vraag of er (mogelijk) sprake is geweest van andere motieven. De Minister stelt dat die er niet zijn, maar hij onderbouwt dat niet. De Kamer wil weten wat de motivatie is geweest voor het op 1 februari 2015 in werking getreden besluit tot verlaging van de advocaatvergoeding (waarmee al een belangrijk deel van de extra 85 miljoen is gerealiseerd). Blok verwijst bij wijze van antwoord naar de nota van toelichting bij het besluit en het Kamerdebat hierover in mei 2015 met Staatssecretaris Klaas Dijkhoff, waarin laatstgenoemde benadrukte dat het besluit noodzakelijk was met het oog op de begroting voor 2015. Hieruit concludeert Blok dat de invoering van het besluit met de benodigde zorgvuldigheid is gebeurd en dat het proces transparant is geweest. Feitelijk doet de Minister niets anders dan het officiële regeringsstandpunt herhalen.
De tweede Kamer mag hier geen genoegen mee nemen. Daarvoor zijn de (voorgestelde en deels reeds ingevoerde) maatregelen te ingrijpend. Als inderdaad andere motieven dan bezuinigingsnoodzaak een rol hebben gespeeld, dan is er alle reden om de bezuinigingsoperatie van Teeven te herzien. Minister Blok daarentegen vindt het zelfs niet nodig om de effecten van de maatregel uit 2015 te evalueren.
De Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) heeft de Tweede Kamer bij brief van 9 juni jl. opgeroepen om adequate vervolgmaatregelen te nemen naar aanleiding van de brief van Blok (zie: www.vsanadvocaten.nl). Wij ondersteunen deze oproep van harte.
Marleen van Geffen