De overheid heeft zich enerzijds ten doel gesteld om te zorgen voor goede schuldhulpverlening omdat de maatschappelijke kosten van problematische schulden hoog zijn. Anderzijds worden burgers door repressief beleid en onevenwichtige regelgeving van deze zelfde overheid, nogal eens geconfronteerd met schulden waar ze niet meer uit komen en kan het hun vervolgens overkomen dat ze ook nog eens worden afgewezen voor een schuldhulpverleningstraject.
Een goed voorbeeld van deze problematiek vormt de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid in de sociale zekerheid. Deze wet heeft ertoe geleid dat ook in gevallen waarin geen sprake is van opzet maar van een vergissing, soms torenhoge boetes worden opgelegd. Bovenop een schuld die is ontstaan als gevolg van intrekking, of herziening en terugvordering van eerder toegekende uitkeringen. Dergelijke schulden worden veelal aangeduid als fraudeschulden, terwijl er lang niet altijd sprake is van opzet.
Als een burger die een dergelijke schuld heeft, zich later aanmeldt voor schuldhulpverlening dan wil het nog wel eens gebeuren dat dit verzoek al op voorhand wordt afgewezen. Dit is zeker niet altijd terecht..