Onlangs wees de Hoge Raad een spraakmakend arrest over de ontslagvergoeding van een kapster die zonder geldige reden was ontslagen. Het lijkt erop dat met dit arrest de mogelijkheden van werknemers om een hogere vergoeding te claimen dan de wettelijke transitievergoeding zijn verruimd. Dit terwijl de wetgever met het nieuwe ontslagrecht, dat per 1 juli 2015 is ingevoerd, de ontslagvergoedingen juist aan banden wilde leggen. Betekent het arrest van de Hoge Raad nu dat we weer terug gaan naar de (relatief) hoge vergoedingen uit de tijd van de kantonrechtersformule?
Het nieuwe ontslagrecht kent twee soorten vergoedingen: de transitievergoeding en de billijke vergoeding. De transitievergoeding (die wordt toegekend als een dienstverband tenminste 2 jaar heeft geduurd) is bedoeld als compensatie voor het ontslag en dient de overgang naar ander betaald werk te vergemakkelijken. De berekening van deze vergoeding is wettelijk bepaald en leidt doorgaans tot een veel minder gunstig resultaat dan de oude kantonrechtersformule. Naast de transitievergoeding kan een billijke vergoeding worden toegekend, maar dan moet er wel iets bijzonders aan de hand zijn: de werkgever heeft zich ernstig verwijtbaar gedragen tegenover de werknemer of hij heeft de werknemer ontslagen zonder de ontslagregels in acht te nemen. Het is de bedoeling van de wetgever dat de billijke vergoeding alleen in uitzonderlijke situaties wordt toegekend. De hoogte van de deze vergoeding is niet wettelijk genormeerd – het is aan de rechter om die te bepalen. De vraag hoe de billijke vergoeding moet worden berekend is inmiddels al in veel uitspraken aan de orde geweest en rechters blijken daar heel verschillend over te denken. Een richtinggevende uitspraak van de Hoge Raad was dus hard nodig. Die ligt er nu.
Eerst het verhaal van de kapster. Zij werkte al vanaf eind 1989 bij de kapsalon en was inmiddels 62 jaar. De kapsalon wilde van de kapster af en vroeg een ontslagvergunning aan bij het UWV. Toen die werd geweigerd, kreeg de kapster een vaststellingsovereenkomst zonder vergoeding voorgelegd. Ze weigerde te tekenen. Daarna mocht ze niet meer knippen en alleen nog maar schoonmaken. Uiteindelijk heeft de kapsalon onenigheid over het opnemen van vakantiedagen aangegrepen om de kapster te ontslaan. Dit ontslag was niet in overeenstemming met de wettelijke ontslagregels en de kapster stapte naar de rechter. Ze had de keuze om het ontslag te laten vernietigen of om door de rechter een vergoeding te laten vaststellen. Ze koos voor het laatste. Ze claimde bovenop de transitievergoeding een billijke vergoeding ter grootte van 58.000 euro. Volgens de kapster had zij door het ontslag grote schade geleden, want zonder ontslag had zij waarschijnlijk tot aan haar pensioendatum in de kapsalon kunnen blijven werken.
Zowel de Kantonrechter als het Gerechtshof kwam tot het oordeel dat de kapsalon naast de transitievergoeding een billijke vergoeding verschuldigd was aan de kapster. Ze kenden haar een billijke vergoeding van 4.000 euro toe. De rechters zagen de vergoeding vooral als een tik op de vingers van de werkgever, niet als een compensatie voor het verlies van de baan. De Hoge Raad vond dat de rechters een onjuiste maatstaf hadden gehanteerd. In het arrest wordt aangegeven hoe zo’n vergoeding in de visie van de hoogste rechters wel moet worden vastgesteld. De belangrijkste vraag die daarbij voorlag was of de gevolgen van het ontslag een rol mogen spelen in de hoogte van de billijke vergoeding rekening, aangezien die volgens de wetgever al zouden zijn verdisconteerd in de transitievergoeding. De Hoge Raad meent dat met de gevolgen van het ontslag wel rekening mag worden gehouden in de billijke vergoeding, voor zover die gevolgen samenhangen met het verwijtbare handelen van de werkgever. Dat betekent dat in de hoogte van de vergoeding kan worden betrokken wat de werknemer nog verdiend zou kunnen hebben als de werkgever zich aan de wettelijke ontslagregels had gehouden. Maar hoe bereken je nou zo’n vergoeding?
De zaak van de kapster is terugverwezen naar Gerechtshof. Dat mag nu een concreet bedrag gaan bepalen, waarbij alle individuele omstandigheden zullen moeten worden betrokken, waaronder het gegeven dat de kapster mogelijk tot haar pensioen had kunnen blijven werken. Het arrest van de Hoge Raad heeft echter niet alleen betekenis voor de kapster. De hierin uitgezette lijn zal voor alle ontslagzaken bepalend zijn. We zullen moeten afwachten hoe rechters in individuele gevallen een billijke vergoeding gaan berekenen. Inmiddels is al een aantal uitspraken gedaan waarin in lijn met het arrest de inkomensschade is meegenomen in de hoogte van de billijke vergoeding.
Met de kantonrechtersformule probeerde de Kring van Kantonrechters destijds enige lijn aan te brengen in de berekening van de ontbindingsvergoeding. Het nieuwe ontslagrecht maakte daaraan een einde door de introductie van een wettelijk genormeerde lage transitievergoeding en een billijke vergoeding waarvan de hoogte met opzet niet was genormeerd. Mogelijk is met het arrest van de Hoge Raad de eerste steen gelegd voor een nieuwe formule waar het de billijke vergoeding betreft. Dat is niet wat de wetgever bedoelde, maar wel waaraan de rechtspraktijk behoefte heeft.
In de praktijk worden ontslagkwesties vaak afgewikkeld via een zogenoemde vaststellingsovereenkomst. Ook ons kantoor heeft veel te maken met cliënten die van hun werkgever een vaststellingsovereenkomst voorgelegd krijgen en daarbij juridische bijstand vragen. In de onderhandeling met de werkgever is de vergoeding altijd een belangrijk onderwerp. Door het nieuwe ontslagrecht leek de ruimte om een werkgever tot een hogere vergoeding dan de transitievergoeding te bewegen aanzienlijk gekrompen. Het arrest van de Hoge Raad heeft echter de deur van die kleine ruimte opengezet en een nieuw vergezicht geboden.
Marleen van Geffen